Kruisiging Isenheimer Altar, (1511-1517), Matthias Grünewald
fig 1
Volgens Francesco Carotta gaat het kruisigingsverhaal van Jezus Christus terug op een eerdere historische gebeurtenis die is beschreven en later gemuteerd in het Evangelie terecht is gekomen. Het Christendom heeft zo een voorloper in de Divus Julius cultus. Het was Julius Caesar, wiens doorstoken lichaam als een kopie van was aan een draaiend tropaeum, een soort draaiend kruis, heeft gehangen. In de klassieke bronnen is er sprake van een mechaniek wat dit ‘kruis’ in staat stelde te roteren, zodat de hele bevolking van Rome dit kon aanschouwen. Zie hier (fig 2) een foto van een reconstructie, die deel uit maakt van mijn documentaire Het Evangelie van Caesar. Deze is in verschillende talen te downloaden en is op youtube.
Julius Caesar als kopie aan het tropaeum, reconstructie Rascafria 2007
fig 2
Dit draaiende tropaeum heeft zich later doorgezet in de traditie van de Jezuscultus als de Jezus aan het kruis, met bijpassende attributen. Dat verklaart ook waarom de bleke Christus aan het kruis overal in het ‘Roomse’ rijk hing & hangt: het was en is in wezen de omgebrachte Caesar als wasfiguur, de verraden en gedode ‘Zoon van God’. Tussaud avant la lettre. Zijn er nog sporen van die verbeelding terug te vinden in de latere christelijke iconografie? Is bijvoorbeeld die draaiing van het kruis nog in de latere beeldtraditie terug te zien? Francesco Carotta onderzoekt de oorsprong van het kruis en ontdekt de sporen van het mechaniek van het draaiende kruis in de Orpheos Bakkikos, een vroege amulet die gerelateerd kan worden aan de Divus Juliuscultus. Opvallend is dat de figuur aan het kruis niet frontaal wordt afgebeeld, wat gemakkelijk zou zijn geweest, nee de kunstenaar heeft op dit minuscule steentje al priegelend de Christus vanuit een bepaalde hoek gegraveerd. En de gekruisigde hangt niet ‘recht-toe-recht-an’ aan het kruis maar gedraaid, met de benen naar rechts.
Orpheos Bakkikos
fig 3
Let wel: hier is de amulet groot afgebeeld, in werkelijkheid is deze 9 millimeter breed en 14 millimeter hoog. Iedereen die wel eens met een figuurzaag in de weer is geweest of een klein schroefje in hardboard heeft gedraaid, weet wat een enorme prestatie de kunstenaar heeft moeten leveren om deze gedraaide gekruisigde in de keiharde steen te graveren.
Op een houten kerkdeur in Rome, de Santa Sabina, is ook een vroeg kruisigingstafereel te aanschouwen uit de vijfde eeuw. (fig 4)
Santa Sabina all’Aventino, (430), Rome
fig 4
Is hier ook een draaiing waarneembaar bij de Christus in het midden? Je ziet op het eerste gezicht weliswaar helemaal geen kruis, maar het is er toch: boven de hoofden van de medegekruisigden, links en rechts, is een restant van de verticale balk zichtbaar – bij de Christus is deze onzichtbaar achter zijn haardos – en achter de handen zie je de horizontale balk. Dit drietal kijkt ons schuintjes aan: hoofden en buiken zijn ietwat gedraaid. Je kunt je afvragen waarom de kunstenaar er voor heeft gekozen de armen van Christus zeer expliciet op ongelijke hoogte te positioneren. In de afbeelding zit immers de linkerhand van Christus (en zijn arm) aanmerkelijk hoger dan de rechterarm, waardoor een perspectief ontstaat die maakt dat de ene arm verder weg lijkt dan de andere arm wat ook bij een draaiing het geval zou zijn. Voeg dit bij de schuine houding van het lichaam, met het vooruitgezette rechterbeen en rechterarm (c.q. het achtergestelde linkerbeen wat complementeert met de achtergestelde linkerarm), en het geheel zou op een impressie van een draaiing kunnen wijzen. De voeten van de Here staan ook niet naast elkaar, maar ‘achter’ elkaar, wat ook een argument zou kunnen zijn dat Christus rondjes kon draaien. (Carotta geeft een verklaring voor de andere twee gekruisigden in de vertelling.)
Toen in het Christendom, aan het begin van de Renaissance, de projectie postvatte dat er een echt mens aan het kruis had gehangen, had dat gevolgen voor de visualisering. Was er aanvankelijk in de beeldtraditie nog sprake van een figuur aan het kruis die alle wetten van de zwaartekracht tartte,
Ivoren plaquette op doosje van ivoor, (+/- 420 na Chr.), British Museum
fig 5
te weten: géén spijkers in de voeten en toch als een sportman in de ringen kunnen blijven hangen, (fig 5) later kwam er gaandeweg een andere opvatting. Een mens kon niet zo worden afgebeeld als een jongleur die een loopje neemt met de zwaartekracht, een écht mens hing niet zo aan het kruis en dus moest ook de beeldtraditie gehoorzamen. Een enkele traditie hield klaarblijkelijk nog vast aan het uitgangspunt dat er geen mens aan het kruis hing, maar een inklapbare pop, zoals men in Spanje aantreft. Is het een restant van de traditie dat er nooit een echt mens aan het kruis heeft gehangen, maar een wasfiguur aan een tropaeum? Dan wordt de vroege visualisatie begrijpelijk.
Op deze 15e eeuwse ivoren plaquette zien we hoe de kunstenaar de draaiing van de Christus heeft opgelost door het onderlichaam van de gekruisigde omgekeerd af te beelden: (fig 6)
Christus aan het kruis, (15 eeuw), Venetië
fig 6
fig 7
In de orthodoxe traditie vinden we ook de draaiing terug, op foto (fig 7) en in fresco (fig 8).
Muurschildering, (ongedateerd), Constantijn en Helena
fig 8
L’Estoire du Graal (rond 1325)
fig 9
Op deze afbeelding hierboven (fig 9) zien we een vreemd kronkelende Christus die zélf een draaiende indruk lijkt te maken, ook qua benenwerk. Opvallend is, en dat tref je ook bij veel andere kruisigingstaferelen aan, dat de verticale ‘boom’ zoveel mogelijk zichtbaar blijft. Bij een draaiend ‘kruis’ blijft immers ook de verticale balk (even) zichtbaar als je de achterkant ziet. Wie iets draaiends wil suggereren, laat dus zoveel mogelijk van de verticale balk zien. Die continuïteit van een zoveel mogelijk zichtbare verticale balk lijkt in de traditie nog zichtbaar:
Kruisiging van de zwarte Christus, Metropolitan Cathedral, Mexico City.
fig 10
Daniel Hopfer (1470-1536) Christus aan het kruis
fig 11
Guasparri di Spinello, Arezzo, (1387 – 1453)
fig 12
Kruisiging, Westfalen, (rond 1500), Getty Museum
fig 13
Bij deze Westfaalse meester (fig 13) is de verticale balk ook zichtbaar bij de hangende Christus en wordt het draaien van het kruis mogelijk gesymboliseerd door de gehangenden aan de linker en rechterzijde. En het zal wel aan mij liggen dat het drietal als geheel de suggestie heeft van een draaiing. Een draaiende kermis. Ook op de afbeeldingen hieronder zijn deze draaiingen zichtbaar. Onderwerp voor een scriptie!
Kruisigingstafereel, (1650), Heilig Klooster Stavronikita, Atos
fig 14
Kruisiging (tryptiek), (1545-50), Maarten van Heemskerck
fig 15
Kruisiging, ets, (1635), Rembrandt van Rijn
fig 16
We zien, trouwens niet in alle deeltradities maar wel als patroon, de verticale balk in de kruisiging als mogelijk overblijfsel van de visualisatie van een draaiing.(fig 16)
Kruisiging Cimabue, (1274), Firenze
fig 17
Icoon Georgië (12e eeuw)
fig 18
Kruisiging, (14e eeuw)
fig 19
Paneel, (vroeg 16e eeuw), Ethiopië
fig 20
De ‘Syriac Rabbula Gospels’, ( 586)
fig 21
In de bovenstaande weergave (fig 21) van de kruisiging zou men nog de rotatie van het tropaeum kunnen herkennen. Het weergeven van een rotatie is geen sinecure, men moet teruggrijpen naar indirecte visuele stijlmiddelen. Merk in dit verband op dat de Christusfiguur duidelijk scheef hangt, ondanks het feit dat de kunstenaar in staat is realistische figuren te schilderen. Daarbij is zijn ene voet bijna buiten de verticale as gepositioneerd en een van de spijkers is in de zijkant van de verticale, vierkante, as geplaatst, wat de voet een dynamiek geeft. Bij een echte ‘live’ draaiing zet de voet zich ook voort op de draaiende as en krijgt een ander perspectief. Omdat zijn hoofd ietsjes uitsteekt aan de linker kant, is het een redelijke afstand tussen de rechter teen en het puntje van de slaap. Hiermee wordt een schuin karakter benadrukt, wat ook kan verwijzen naar de oorspronkelijke draaiing. Ook heeft de verticale balk aan de bovenzijde een ronding en de onderkant van deze balk is ongelijk naar de verticale toe. Dit treft men ook aan bij de horizontale balken van de twee andere gekruisigden. Dit kan ook verwijzen naar perspectiefwerking die ook optreedt bij een draaiing, gevoegd bij de ongelijke lengte van de dwarsbalken, zoals ook zichtbaar op het eerder genoemde oudere amulet. Zijbalken die draaien worden in perspectief kleiner als ze verder van de toeschouwer zijn verwijderd. Om dit effect te versterken is zelfs de rechterhand van de gekruisigde verdwenen op het amulet, achter de balk.
Orpheos Bakkikos (amulet)
fig 22
De armlengtes van met name de corpulente gekruisigde zijn ongelijk en de armen komen ongelijk uit de borst, alsof het lichaam getordeerd is. Niet alleen de Christusfiguur is scheef, ook de as zelf staat niet loodrecht, is zelf niet recht – trek de lijn eens door van de linker buitenkant van de as naar boven en je komt in het midden uit van de as- en bezit ook nog beneden een perspectief van ‘vierkant’ van door de zichtbare zijkant van de as. Als de consequentie van dit perspectief zou zijn doorgetrokken, zouden de balken niet plat zichtbaar zijn. De kunstenaar was zeer wel in staat iets in een rechte lijn af te beelden, zie de speer van Longinus, dus er is een reden het zo af te beelden. Dit zijn, zo bezien, stijlmiddelen om een suggestie van draaiing weer te geven. Ook hier zien we het been van Longinus wat achter de verticale as is geplaatst, wat deze suggestie versterkt, zoals ook op de ivoren plaquette uit het British Museum.
Master of Virgo inter Virgines, (1490), Galleria degli Uffizi, Florence
fig 23
Leg een lineaal over de verticale balk van het kruis en merk op welke kromming deze maakt. Merk ook op dat de verticale balk bijna doorloopt achter het lichaam van de Christus. De kruisiging van Matthias Grünewald op het Isenheimer Altar laat ook duidelijk een continuïteit van de verticale balk zien:
fig 24
En op deze kruisiging van Giotto, beneden, zien we de verticale balk lang doorlopen, tot ver onder de doorzichtige lendendoek. Opvallend is ook dat Giotto de denkbare lijn van de verticale balk beneden niet laat doorlopen tot boven, maar er een onderbreking aan geeft. Hierdoor wordt de linker schouderpartij van Christus ten opzichte van de verticale balk ook anders gepositioneerd, hetgeen de suggestie van een draaiend effect versterkt.
Giotto, (1300) Scrovegnikapel, Padua
fig 25
Van Soest laat ook de verticale balk boven verspringen. Hij geeft de balk ook een draaiing in perspectief, van boven naar beneden: (fig 26)
Konrad von Soest, (1404 of 1414), Bad Wildungen
fig 26
Op onderstaande afbeelding is, in tegenstelling tot de vorige, de linker (voor kijkers rechts) horizontale balk veel korter dan de rechter. Merk ook hier op dat de Christus uit het lood, scheef voor de verticale balk hangt. Ook de verticale balk is bijna geheel zichtbaar, wat bij een imitatie van een roterend kruis begrijpelijk wordt. Ook de verticale balk is draaiend weergegeven, door de rechter zijkant (links) in perspectief te plaatsen. (fig 27)
Willem Vrelant, (midden vijftiende eeuw)
fig 27
Op deze afbeelding beneden wordt door de ‘schuine’ weergave van de horizontale balk een draaiing gesuggereerd: (fig 28)
The Crucifixion, with Hilleprand V. Jaufenberg (donor) praying, flanked by saints, (1400)
fig 28
Het feit dat bij de eerder al genoemde afdruk van de Orpheus Bakkikos de horizontale balk ten opzichte van de verticale balk links veel langer is dan rechts, doet ook hier een draai-impressie vermoeden. Dit wordt nog versterkt doordat rechter hand achter de horizontale balk is geplaatst, waardoor hij niet meer zichtbaar lijkt. Bij een echt draaiend kruis immers verdwijnt de verste hand/arm op een bepaald moment even uit het zicht.
Orpheos Bakkikos (amulet)
fig 29
Ook hier een draaiing in de verticale balk zelf: (fig 30)
Kruisiging,(c. 1476) Hungarian National Gallery, Budapest
fig 30
De voorstelling beneden laat ook een draaiing zien in de verticale balk: (fig 31)
Simon Vouet – “Korsfästelsen” (1622), Chiesa del Gesù
fig 31
Bij de voorstelling (fig 33) van Matthias Grünewald zien we nog de verticale balk terug als uitstulping in de rechter zij van de Christus. In deze voorstelling zien we ook hoe ook bij Grünewald de schouderpartij, voor kijkers links, zich als het ware rondom de verticale balk wil mee vervormen, met de draaiing mee. De dwarsbalken zijn van ongelijke lengte en het lichaam is voor een groot deel naast de verticale balk geplaatst.
Christus aan het kruis, (1515-1522), Matthias Grünewald, (Foto Staatliche Kunsthalle Karlsruhe)
fig 32
Op deze tekening van Albrecht Dürer (fig 33) zien we een bijna doorlopen van de verticale balk. Merk op dat de rechter arm (voor kijkers links) veel korter is dan de linker arm. Mocht deze arm even lang zijn als zijn linker evenknie, dan zou deze achter het rechter borstbeen moeten ontspringen! Dat verklaart ook de vreemde aanhechting van deze rechterarm. Is hier nog een restant van de traditie van een roterend lichaam?
Kruisiging, (1511), Albrecht Dürer
fig 33
Ook bij Hans Baldung is er sprake van een kortere arm, maar dan de linkerarm: (fig 34)
Hans Baldung Grien, (1511), Germanisches Nationalmuseum, Nuremberg
fig 34
En Albrecht Dürer rommelt ook met deze rechterarm, die ‘achter’ de verticale balk lijkt door te lopen. (fig 35)
Albrecht Dürer, (1494), Narrenschiff, houtsnede
fig 35
We hebben al laten zien dat Grünewald de verticale balk bijna helemaal door laat lopen en dat de rechterarm zich achter de verticale balk bevindt. (Op het ongemonteerde materiaal van mijn documentaire wijst Carotta op dit verschijnsel.) Merk ook op dat de schaduw van de balk in de borstkas doorgaat, van boven naar beneden.
fig 36 a en b
Alles bij deze kruisiging lijkt te draaien: niet alleen draait de Christus zijn handen, armen, benen en voeten, de verticale balk op zich maakt ook een draaiing in zichzelf en wordt van vierkant aan de bovenzijde (!) ook nog weer rond aan de onderzijde. Let ook op de schaduwen op de verticale balk. Ook de manier waarop de horizontale balk achter de verticale balk doorloopt is zeer onnatuurlijk en suggereert een draaiing, de armen van deze horizontale balk zijn niet even lang en suggereren, net als die van de steunbalkjes erboven, een perspectief. De manier waarop het bordje met INRI is opgehangen lijkt ook naar dit perspectief te verwijzen. Zie ook dit artikel.
fig 37
In de afbeelding van een andere kruisiging van Grünewald treffen we dezelfde tendenzen aan. Opvallend is dat het mogelijk draaiend kruis nog een restant bevat van een mechaniek wat ‘het kruis’ zou kunnen laten draaien. Zie de suggestie van een roterend hout aan de voet van het kruis. En opvallend is tevens dat Grünewald zozeer de gehele constructie van een kruis benadrukt, alsof het zelf een mechaniek is. Zie hoe de horizontale balk en de verticale balk aan elkaar zijn bevestigd. (fig 40)
(klik foto aan voor vergroting)
fig 38
Francisco de Zurbaran suggereert (fig 40) ook een impressie van een draaiing. Let op de ongelijke helften van de horizontale dwarsbomen (links langer dan rechts), de suggestie van de ronde verticale boom die in schaduwen doorloopt in het lichaam, met name het rechterbeen, de gedraaide benen en voeten en de lendendoek die een draaiende beweging suggereert:
Francisco de Zurbarán, Lucas als schilder voor het kruis (1660)
fig 39
Reacties zijn gesloten.