De Emmaüsgangers

Wat ging er mis in de pupil van Abraham Bredius (1855-1946)? Er duikt een schilderij op en zijn kennersoog – wat achter een loupe over het schilderij millimetert – duidt het als een meesterwerk. Hij had nog geaarzeld, maar nee het schilderij ‘Christus en de discipelen te Emmaüs’ was toch duidelijk een Vermeer! Een sensatie van de eerste orde. Grote musea staan vooraan om dit meesterwerk, waarvan een vermoeden was dat het zou kunnen bestaan, te verwerven. Grote sommen geld worden er voor neergelegd. Het belandt in het Boymans van Beuningen en maakt in 1938 deel uit van een grote tentoonstelling over meesterwerken tussen 1400 en 1800.  En hoewel Vermeer zo’n kleine driehonderd jaar eerder leefde, was de verf van deze ‘Emmaüsgangers’ nog geen jaar droog. Het was een vervalsing -zo zou een aantal jaren later blijken- maar het hing tussen andere meesterwerken te schitteren als een topstuk uit de collectie.  Prijkte zelfs voorop de catalogus die majesteit Wilhelmina in de hand moet hebben gehad. Als Vermeer zelf het schilderij zou hebben gezien en humor zou hebben gehad -we weten heel weinig van hem maar er komen relatief veel glimlachende mensen voor op zijn ingetogen schilderijen- dan zou zijn glimlachen hebben moeten wedijveren met zijn huilen. Tranen zullen het wel gewonnen hebben. Hij moet het een miserabel schilderij hebben gevonden, een draak, slecht van lichtval, van kleur, compositie en met figuren die niet in zijn tijd pasten. Wat voor mensen waren dat aan die tafel? Zag dan niemand dat die personen helemaal niet pasten, hun vreemde gezichten, hun andere postuur, hun kledij… Even fascinerend als de toenmalige ontdekking is de ontmaskering tijdens een rechtzitting, waarbij meestervervalser Han van Meegeren al schilderend aantoont dat hij de auteur is van deze en andere Vermeers.  Van Meegeren (1889-1947) was beschuldigd van collaboratie, maar probeerde zich vrij te pleiten door te zeggen dat hij schilderijen had vervalst om zo de Duitsers een hak te zetten. Een Vermeer die geen Vermeer is. Een blamage voor het kunstkennersoog van Bredius.  Dat is ook de rare tegenstelling: zijn expertise die wezenlijke informatie -die tot een totaal ander oordeel zou hebben moeten leiden- juist omgekeerd interpreteert. Bredius schrijft nota bene over deze vervalsing: ‘Onaangeraakt, nog op het originele canvas, zonder restauraties, alsof het zo het atelier van de schilder heeft verlaten!’ Een toevallige passant zou wellicht wel de vraag hebben opgeworpen: ‘Is dat eigenlijk wel een oude meester?’ Maar voor de kenner Bredius was er uiteindelijk niets dat wees op het tegendeel. Alsof Vermeer het gisteren nog had geschilderd. Zo echt.